In het armenhuis wordt een jongen geboren. Direct na de bevalling overlijdt de jonge moeder, een onbekende zwerfster. Het kind krijgt een naam toegewezen: Oliver Twist. Hij wordt ëopgevoedí in het armenhuis, komt in de leer bij een begrafenisondernemer en vlucht naar Londen. Daar begint de narigheid pas goed, als hij wordt opgenomen in de dievenbende van Fagin en kennis maakt met de in- en inslechte Bill Sikes en zín heel wat minder slechte Nancy.
De lotgevallen van Oliver Twist vormen een aaneenschakeling van onrecht, ellende en narigheid. Dickens schetst een huiveringwekkend beeld van de toenmalige Londense onderwereld en de armoede. Maar Oliver blijft in zín onschuldige naïviteit altijd hoop koesteren. En zie: uiteindelijk wordt het slechte toch door het goede overwonnen en wacht Oliver een gelukkig leven.
ëDe geschriften van Dickens zijn ware volksboeken. Zij zijn aan het volksleven ontleend (Ö) Hij blijft evenzeer verwijderd van meedoogenlooze satire, als van ziekelijke sentimentaliteit, en vooral heerscht in zijn geschriften een geest van frischheid, opgeruimdheid en goedhartigheid, die onweestaanbaar boeit en weldadig werkt,í schreef de Winkler Prinsí Geïllustreerde Encyclo-paedie in 1907, zeventig jaar na het verschijnen van de eerste aflevering van Oliver Twist. En nog altijd blijven de lotgevallen van de weesjongen onverminderd boeien.