De jonge negerpredikant Joshua wordt in de jaren '30 als zendeling uitgezonden naar Fort Harare in Zuid-Afrika. Hij gaat daar werken bij de Xhosa, een tot het christendom bekeerde volksstam. Joshua is opgetogen over deze bijzondere kans. Hij krijgt echter strikte orders mee: hij mag alleen vooraf goedgekeurde preken in het Engels houden, geen hulp bieden aan de plaatselijke Xhosa-bevolking in afgelegen dorpen of de gevangenis en zich al helemaal niet inlaten met politiek.
Aanvankelijk probeert Joshua te schipperen, maar al snel groeit zijn twijfel over het beleid van zijn kerk en zijn eigen zekerheden - zeker wanneer hij verliefd wordt op een Xhosa-vrouw. De apartheidswetten van de Zuid-Afrikaanse regering dreigen de duizend jaar oude, waardevolle manier van leven van de stam te vernietigen. Na een maanden durende, heftige geloofsstrijd kan Joshua niets anders meer doen dan zich onvoorwaardelijk inzetten voor de plaatselijke bevolking. Het kost hem alles, behalve de zekerheid dat dit de weg is die zijn God hem wil doen gaan.